Herkenning en diagnostiek in de kindertijd
In dit stuk zullen we kenmerken beschrijven die voorkomen bij peuters, en kunnen samenhangen met een latere diagnose ADHD. Het is hierbij belangrijk te onthouden dat de ontwikkeling van elk kind anders is. Niet alle kinderen die deze gedragingen laten zien ontwikkelen later ADHD en andersom is het ook zo dat niet elk kind dat later ADHD ontwikkelt, op jonge leeftijd deze gedragingen laat zien. Problemen, vooral op jonge leeftijd, komen zelden alleen voor. In de vroege kindertijd is het van belang om alle problemen goed in kaart te brengen, om zo tot een passende behandeling te komen.
ADHD en erfelijkheid
Er wordt veel onderzoek gedaan naar de genen die de kans op ADHD vergroten. Er worden steeds meer van die genen gevonden, maar elk gen draagt maar voor een klein deel bij aan het risico. We weten nog niet goed genoeg welke genen samen ervoor zorgen dat iemand waarschijnlijk ADHD heeft. Als je zelf ADHD hebt is er een kans van 30% dat je broer of zus het ook heeft en 50% dat je kind het zal hebben. Als beide partners ADHD hebben kan het risico hoger zijn.
Er wordt niet alleen naar genen gekeken. Waarschijnlijk is er ook een wisselwerking tussen genen en bepaalde omgevingsfactoren die van invloed is op in welke mate ADHD symptomen zich uiten. Ook speelt mogelijk de omgeving tijdens de zwangerschap een rol (zoals bijvoorbeeld roken of drinken tijdens de zwangerschap door de moeder of zuurstofgebrek in de baarmoeder), maar de onderzoeksresultaten zijn hier nog niet eenduidig over.
Eerste symptomen van ADHD
De eerste symptomen van ADHD zijn vaak merkbaar al voordat een kind 6 jaar oud is. Een onderzoek liet bijvoorbeeld zien dat ouders van kinderen die later ADHD hadden ontwikkeld, al meer zorgen deelden toen hun kind 18 maanden oud was vergeleken met ouders van kinderen zonder ADHD. Toch wordt de diagnose meestal pas rond de leeftijd van 6 jaar gesteld. Voor deze leeftijd van 6 jaar is het aanzienlijk moeilijker om te bepalen of de sterke afleidbaarheid en het drukke en impulsieve gedrag daadwerkelijk afwijken van wat nog passend is bij de normale ontwikkeling van jonge kinderen. Normaal gesproken zijn peuters en kleuters vrij beweeglijk, denken zij doorgaans minder na voordat ze iets doen en hebben zij nog een vrij korte aandachts-spanne. Bij de minderheid van deze kinderen is dit gedrag op basisschoolleeftijd nog steeds aanwezig en worden de symptomen juist duidelijker naarmate het kind ouder wordt. Waarom deze gedragingen bij sommige kinderen wel doorzetten is niet bekend. Hierover hopen wij met het ROAD onderzoek meer duidelijkheid te krijgen.
Hyperactiviteit
Naar hyperactiviteit bij jonge kinderen in relatie tot ADHD is nog weinig onderzoek gedaan. Er zijn wel onderzoeksresultaten die laten zien dat baby’s van 7 en 12 maanden oud uit gezinnen waarin een gezinslid ADHD heeft, bewegelijker zijn dan baby’s van gezinnen waarin niemand ADHD heeft. Omdat er nog zo weinig bekend is over vroegkinderlijke beweeglijkheid kunnen we nog niet met zekerheid zeggen of beweeglijkheid echt een voorspeller is van het ontwikkelen van ADHD.
Kinderen die moeite hebben met het controleren van impulsen op jonge leeftijd, hebben meer adhd symptomen in de kindertijd. Ze hebben bijvoorbeeld meer moeite met het wachten op hun beurt of het controleren van nieuwsgierigheid. Daarnaast blijkt uit onderzoek dat kinderen die op latere leeftijd een diagnose ADHD hebben gekregen, op jongere leeftijd (2,5 –6 jaar) meer moeite hadden met het uitstellen van en wachten op een beloning. Vooral kinderen die rond de leeftijd van 2-3 jaar veel moeite hadden met het wachten op een beloning kregen vaker een diagnose ADHD op basisschoolleeftijd.
Aandachtsproblemen
Veel peuters hebben moeite met focus behouden of concentreren. Het kunnen focussen en zich langer te concentreren neemt de eerste 6 jaren flink toe. Concentratieproblemen op heel jonge leeftijd zijn daarom nog geen duidelijke voorspeller voor latere problemen.
Temperament als risico factor of als voorloper van ADHD
Temperament is een overkoepelende term voor aangeboren verschillen in zelfcontrole en hoe een kind op de omgeving reageert, die al heel vroeg in het leven herkenbaar, meetbaar en bovendien vrij stabiel zijn.Temperament wordt vaak in drie domeinen ingedeeld:
Het eerste domein is toenaderingsgedrag: de mate waarin een kind geneigd is gretig en actief op situaties te reageren, positief te anticiperen, of juist om terughoudend en verlegen te reageren.
Het tweede domein is zelfcontrole: de mate van troostbaarheid bij baby’s, van aandachts-controle en de mate van algemene controle van impulsen. Deze twee domeinen overlappen deels met kenmerken van ADHD en zijn daarmee ook in verband gebracht, zowel als risicofactoren en mogelijk zelfs als vroege voorlopers van ADHD.
Het derde domein van temperament is negatieve emotionaliteit: de mate waarin een kind geneigd is met (ontregelende) angst, negatieve stemming en/of boosheid op situaties te reageren. Negatieve emotionaliteit is geen symptoom van ADHD, maar gaat wel vaak samen met ADHD. Om die reden zal nu dieper op dit domein worden ingegaan.
Emotieregulatie (negatieve emotionaliteit)
Een goede emotieregulatie betekent dat een kind zijn/haar emoties kan uiten, op een manier die passend is bij de ontwikkeling en de situatie. Wanneer er sprake is van emotieregulatie problemen raakt het kind vaak sterk van slag door de heftigheid en duur van zijn/haar (negatieve) emoties, op een manier die niet in verhouding staat tot de aanleiding. Problemen met emotieregulatie kunnen een negatieve invloed hebben op de ontwikkeling van kinderen, bijvoorbeeld in sociaal gedrag en het vormen van vriendschappen. Ook hangen emotieregulatie problemen (in de kindertijd) samen met verschillende psychische problemen op latere leeftijd, waaronder ook ADHD. Welke mechanismen hierachter zitten is nog onduidelijk. Met het ROAD onderzoek hopen we onder andere hierover meer duidelijkheid te krijgen.
Interacties tussen ouder en kind
Er wordt steeds meer onderzoek gedaan naar de invloed van ouder-kind interacties, ouder-kind relatie en van opvoedingsstijl op ontwikkelingsstoornissen zoals ADHD. Negatieve interacties en opvoedingsstijlen zijn niet de oorzaak van het ontstaan van ADHD. Ouderschap en opvoeding spelen echter wel een grote rol bij de ontwikkeling van vaardigheden die een kind leren omgaan met zijn/haar emoties. Een opvoedingsstijl die goed op de kwetsbaarheid van een kind is afgestemd en het kind op een juiste manier leert omgaan met emoties, kan mogelijk wel de symptomen van het kind verminderen. Een veilige, ondersteunende en stimulerende omgeving speelt hier een grote rol.
Andersom kan het gedrag van een kind ook invloed hebben op de opvoedingsstijl van ouders. Uit onderzoek blijkt dat ouders van peuters met forse gedragsproblemen deze problemen als overweldigend en onverwachts kunnen ervaren, met als gevolg dat ouders het gevoel hebben overspoeld te worden (emotional flooding). Hierdoor wordt negatief gedrag richting de peuter vaker of sneller uitgelokt. Peuters met gedragsproblemen worden bijvoorbeeld vaker negatief aangesproken en krijgen vaker straf.